Kaiserschmarrn
Een tripje naar Wenen is niet compleet zonder een portie échte Oostenrijkse Kaiserschmarrn. Deze luchtige, goudbruine pannenkoek wordt in de pan in stukjes gehakt, waardoor heerlijke gekarameliseerde oppervlaktes ontstaan. De rozijnen, eerst geweld in een scheutje rum, geven het gerecht zijn typische, rijke smaak. Traditioneel wordt Kaiserschmarrn geserveerd met een klontje boter en een royale laag poedersuiker, maar voor een echt keizerlijk dessert kun je hem ook nog serveren met warme pruimencompote of een bolletje vanille-ijs.
Ingrediënten voor 4 personen
40 gram rozijnen
Rum
4 eieren, gescheiden
30 gram kristalsuiker
Een snufje zout
200 ml volle melk
120 gram bloem
1 tl vanille-extract of een zakje vanillesuiker
80 gram boter, om te bakken
Poedersuiker
Begin met het wellen van de rozijnen in rum. Zet apart.
Klop de eiwitten met de suiker en het snufje zout tot stijve pieken.
In een andere kom: klop de melk, bloem, vanille en eigelen tot een egaal beslag. Schep het beslag door eiwitten. Doe dit voorzichtig, het beslag moet luchtig blijven.
Verhit een koekenpan met een diameter van 26 of 28 cm op middelhoog vuur. Smelt 2 el boter in de pan en voordat het helemaal gesmolten is, voeg je het beslag in één keer toe. Verdeel de rozijnen en wat van de rum over het beslag.
Bak totdat de onderkant goudbruin is. 'Snijd' met een spatel het deeg in 9 stukken en schep die stukken om, zodat de bovenkant nu onder ligt en kan garen (zie foto hieronder). Als het geheel bijna helemaal gaar is, hak je de pannenkoek met een spatel in stukjes. Duw het naar de randen zodat het midden van de pan vrij is. Smelt 2 el kristalsuiker in het midden. Zodra de boter is gekarameliseerd, laat je nog 2 el boter erin smelten. Meng de stukjes deeg door de karamel.
Serveer met veel poedersuiker en extra boter.